Utrechtsch Studenten Corps in Utrecht
Het Utrechtsch Studenten Corps is de oudste studentenvereniging van Utrecht. Het USC is in de mist der tijden sinds de oprichting van de Universiteit Utrecht in 1636 ontstaan. De eerste Sociëteit is op 26 februari 1816 in gebruik genomen en ligt sinds het jaar 1900 aan het Janskerkhof 14, midden in het centrum van Utrecht. De vereniging kent nu 1.250 leden die in tientallen uiteenlopende commissies en gezelschappen een genieten van een fantastische studententijd.
Informatie over Utrechtsch Studenten Corps
Hieronder vind je de informatie die wij hebben gekregen van het bestuur van Utrechtsch Studenten Corps. Mocht je vragen hebben over onderstaande informatie, of zie je dat bepaalde informatie niet meer klopt, horen wij dat graag in de reacties onderaan de pagina
Type vereniging: | Gezelligheidsvereniging |
Datum opgericht: | 26-02-1793 |
Status vereniging: | Actief |
Doelgroep / instituut: | Studenten |
Huidige ledenaantal: | 1250 |
Url website: | website |
Bestuur / kantoorlocatie: | Janskerkhof 14, Utrecht |
Stad: | Utrecht |
Openingstijden Sociëteit / borrellocatie: | Wisselend |
Ontgroening: | Ja |
Geschiedenis van de vereniging
Proloog
Leden en reünisten zijn trots op de geschiedenis van het USC. Die geschiedenis bepaalt het heden niet, maar inspireert en kleurt het. De bronnen zijn zeer omvangrijk. Geheel onderaan staat een literatuuropgave. Wat volgt, is de kortste samenvatting die enigszins recht doet aan de historie. Opmerkingen zijn welkom via abactis@usc.nl.
Ontstaan
Een geschiedschrijving van het USC begint ipso facto met de geschiedenis van de Universiteit Utrecht. Die werd gesticht op 26 maart 1636 als Academia Rheno-Trajectina (tot in de 19e eeuw sprak men vaak ook van Hoogeschool). De Universiteit telde bij haar oprichting vier faculteiten: Theologie, Rechten, Geneeskunde en Filosofie. Er waren zeven (!) hoogleraren. Hoewel er in 1636 één vrouwelijke student, Anna Maria van Schurman, werd toegelaten –zij volgde de colleges achter een gordijn– bleef het gedurende meer dan tweehonderd jaar zo dat een student een man was, op een hoge uitzondering na. Vanaf 1636 konden studenten in Utrecht academische en doctorsgraden behalen die door andere universiteiten van Europa werden erkend.
Met die stichting ontstond er naast een docentencorps ook een studentencorps. ‘Corps’ (en ook ‘korps’) komt van het Latijnse woord corpus. Dat betekent ‘lichaam’ maar ook ‘gemeenschap’, ‘geheel’. Uit dit generieke studentencorps ontwikkelde zich, in de mist der tijden, het Utrechtsch Studenten Corps. Niet volgens een blauwdruk, maar met horten en stoten, steeds reagerend op ontwikkelingen. Het USC kent geen oprichtingsdaad, geen oprichters en geen oprichtingsdatum. (Bekende kreet: “De Aarde is ook niet opgericht.”) Het is ontstaan en heeft de rechtsvorm van vereniging aangenomen.
De vigerende Corpswet formuleert het dan (art. 3.1) ook zo: “Het Utrechtsch Studenten Corps is ontstaan als de natuurlijke gemeenschap van studenten te Utrecht…” en het “…viert de lustra van de Universiteit…”. Dat die natuurlijke gemeenschap –in voorbije eeuwen honderd tot een paar honderd man in een compacte stad– niet meer bestaat, doet aan de ontstaansgeschiedenis niet af.
Mijlpalen van het USC
26 maart 1636: Stichting van de Universiteit
1736: Ter viering van het honderdjarig bestaan van de Hoogeschool trokken “de Heeren Studenten” in een optocht met paarden (een cavalcade) door de stad. Zie de plaat in de Corpsbijbel tegenover bladzijde 80. Het thema van de optocht was de Romeinse god Bacchus, de god van de wijn en de dronkenschap. De deelnemers waren naar dat thema verkleed. Men ziet een oervorm van de Maskerade. Bacchus mag weinig serieus klinken, er werd ook een penning geslagen met een Latijnse tekst, in vertaling: “De zaal der vrijheid is de tempel der wijsheid; nadat de monsters bedwongen waren, zijn de kunsten herwonnen.” Dat dan weer wel. Sindsdien is het traditie om bij lustra penningen te slaan. Dat bij het USC de commissie die het lustrum organiseert niet suf Lustrumcommissie genoemd wordt maar Maskeradecommissie, vindt zijn oorsprong in 1736.
1786: Bij het 150-jarig bestaan waren de studenten naar een krantenverslag uit dat jaar “en corps” aanwezig. Zij organiseerden een erewacht en trokken in een stoet, weer een cavalcade, door de stad. Zij droegen kokardes en linten, er was muziek, voorop droeg men een voor deze gelegenheid vervaardigd Academievaandel, nadien bewaard in het Corpsmuseum. Men ziet de oervorm van de Intocht.
1793: Optreden van de Senatus Veteranorum Glirium (klik door voor meer informatie), de eerste Utrechtse groensenaat die aankomende studenten die groentijd gelopen hadden, installeerde tot lid van het Utrechtsch Studenten Corps. Door die installatie werd de student ‘ontgroend’ d.w.z. hij was daarna niet meer ‘groen’. Deze Senaat werd door de Academische Senaat gezien als de vertegenwoordiger van alle studenten en was het eerste niet-tijdelijke college van studenten dat zich tegenover het corps van gezamenlijke studenten kon laten gelden (Corpsbijbel blz. 68-75).
1811: De Universiteit gedegradeerd tot ‘école secondaire’ (ons land maakte toen deel uit van het Franse Keizerrijk).
1812: De Senatus Veteranorum Glirium onder de Franse bezetter ontbonden. Aan die Franse bezetting kwam spoedig een eind – op 1 december 1813 werd de Prins van Oranje uitgeroepen tot Soeverein Vorst, als Willem I.
10 februari 1814: Herstel van de Universiteit door Willem I. Door dit herstel ontstond het vooruitzicht dat er weer normaal gestudeerd kon worden.
26 februari 1814: Als reactie op dat perspectief: oprichting door 6 oud-leden van de Senatus Veteranorum Glirium van het college dat of Senatus Veteranorum of Rector et Senatus Veteranorum genoemd wordt (veteranus was in die tijd het woord voor een bepaald type ouderejaarsstudent, hier in die betekenis gebruikt). De oprichters hadden kunnen besluiten tot herstel van de Senatus Veteranorum Glirium, doch zij kozen een andere weg. Maar men kan wel oordelen dat de toorts die in 1793 werd ontstoken aan de nieuw opgerichte Senaat werd doorgegeven. Die Senaat nam tot zinspreuk: “Misce stultitiam consiliis brevem, dulce est desipere in loco” (Horatius) dat is ‘Meng een korte zotheid in uw beraadslagingen, het is zoet om te rechter tijd dwaas te doen’. (Of vertaald naar een eigentijds register: ‘Maak eens een geintje in je serieuze gesprek, het is goed om soms even maf te doen!’). Ook dit college trad op als groensenaat en nam het bestuur van het Utrechtsch Studenten Corps op zich. De honoraire leden vormen met de in functie zijnde senatoren het gezelschap Senatus Veteranorum.
26 februari 1816: Oprichting door de Senatus Veteranorum, bij gelegenheid van zijn tweejarig bestaan, van de Utrechtsche Studenten Sociëteit onder de zinspreuk Placet Hic Requiescere Musis te vertalen als ‘Het behaagt de muzen hier te rusten’, maar ook als ‘Het behaagt hier te rusten van de muzen (de studie)’. De zinspreuk werd tot naam. PHRM was aanvankelijk gevestigd bij Coops in de Servetsteeg. Zoals het lijvige boekwerk “Het Utrechtsch Studentenleven 1636-1936” (bekend als de Corpsbijbel) het beschrijft: het USC had in die tijd zozeer vaster vorm aangenomen dat oprichting van een sociëteit kon slagen. (Rond 1800 was vanuit het USC de sociëteit ‘Bij Bart’, later ‘Concordia’ geheten, opgericht doch die was na enige tijd geïmplodeerd.) Het USC en de USS PHRM zijn verschillende entiteiten – gedurende meer dan 50 jaar na de oprichting van PHRM kon men Corpslid zijn zonder Sociëteitslid te zijn (Corpsbijbel, blz. 163). PHRM werd geleid door de “Commissie van Bestuur van de Utrechtsche Studenten Sociëteit PHRM”, ook bekend als de Kroegcommissie. Drie senatoren-oprichters werden tevens commissaris.
1823: Eerste uitgave van de Utrechtsche Studenten Almanak.
1831: Oprichting van een aparte groensenaat voor theologiestudenten, de Senatus Theologorum.
1848: Na zeventien jaar voegde het afgetakte zijriviertje, de Senatus Theologorum, zich weer bij de hoofdstroom, de Senatus Veteranorum (Van Vredenburch). Op 22 mei 1848 werd het samengaan van beide senaten ingezet . Bij dit samengaan maakte de Senatus Veteranorum de zinspreuk van de Senatus Theologorum tot de zijne: “Amicorum consensus virtutem alit gaudiumque” dat is ‘Der vrienden eendracht voedt de deugd en de vreugde’. Dit samengaan staat bekend als de Vereeniging der Wetten, en wel de wetten van de beide senaten. Senaten hadden aanvankelijk wisselende aantallen leden, de senaat die in 1848 aantrad, bestond uit 12 man. Verspreid over het jaar vonden er wisselingen plaats van functie of van individuen. In 1874 komt er orde in. Van dat jaar tot in 1969 bestond de Senatus Veteranorum uit 5 man en wisselde in principe eenmaal in een jaar de gehele senaat.
1855: Afsplitsing van een deel van het USC. De afgescheiden leden vormden een nieuwe vereniging, Mutua Fides. In 1860 vond hereniging plaats.
1864: Eerste uitgave van de Vox Studiosorum.
1901: De sociëteit PHRM betrekt het huis dat aan ’t Janskerkhof ligt, het geliefd Geel Kasteel.
1910: Oprichting Utrechtsche Jongelieden Zangvereeniging Coers’ Lied.
1931: Opening van het Corpsmuseum op de zolder van PHRM.
1940: PHRM door de Duitse bezetter gevorderd (juli). Het USC vestigde een noodsociëteit in een toevallig leegstaande herensociëteit, Tivoli geheten, in een gebouw hoek Wittevrouwensingel-Nachtegaalstraat.
1941: Op 24 juni houdt Rector Senatus Veteranorum in de Domkerk zijn Lustrumrede, een rede met een onmiskenbaar anti-Duitse strekking. In juli werden het USC, zijn sociëteit en andere studentenverenigingen door de Sicherheitsdienst verboden en ontbonden. ‘Vuile Beekman’ trad op als liquidateur. Er werd nadien geprobeerd –clandestien– het corpsleven zoveel mogelijk te laten doorlopen, waarbij de benaming Utrechtsch Studenten Corps en rechtstreekse betrokkenheid van de Senaat vermeden werden. Bij de installatie in de herfst van 1941 werden de novitii door honorair senatoren maar in aanwezigheid van de Senatus Veteranorum geïnstalleerd in “De natuurlijke gemeenschap van Utrechtse studenten”. Met deze benaming werd rechtstreeks teruggegrepen op de oorsprong van het USC.
1945: Op 7 mei, de dag dat Britse en Canadese troepen de stad Utrecht binnentrokken, zette de honorair senator Th. van Rhijn, president van de Corpscommissie, als eerste weer voet in PHRM. Hij was uit Haarlem komen fietsen. De Corpscommissie was een in 1944 opgericht ad hoc-orgaan met als doel herstel naar een normale situatie te bewerkstelligen. PHRM was door de Duitsers gebruikt als kazerne en de stank was aanvankelijk onverdraaglijk. Maar de Sociëteit ging weer open. Op 14 juli werd de Corpscommissie gedechargeerd en een nieuwe Senaat geïnstalleerd door de Senaat die eind 1940 was aangetreden. In een proclamatie van 30 juli werd gesproken over de “herrijzing” van het USC dat “vanzelfsprekend nooit opgeheven doch slechts gekneveld en uitgeplunderd werd”.
1965: Oprichting Stichting Utrechtse CorpsHuizen (de SUCH)
Perspectief: Ruim 140 jaar had een systeem goed gewerkt. Rector et Senatus Veteranorum bestuurden de vereniging het Utrechtsch Studenten Corps. De Commissie van Bestuur bestuurde de vereniging USS PHRM. (Vanaf 1901 was de Commissie ook de beheerder van het sociëteitsgebouw PHRM. In 1868 werd bepaald dat een Corpslid automatisch Sociëteitslid werd. In 1873 werd die regeling weer afgeschaft. Weer later kwam het opnieuw tot een automatische combinatie van de twee lidmaatschappen). Commissarissen waren derdejaars, senatoren vierde-, vijfde- of zesdejaars. Er waren nogal wat mensen die na een commissiejaar toetraden tot de Senaat. Dat droeg bij aan het wederzijds begrip en goede samenwerking. Begin jaren ’60 stopte die praktijk van zowel Commissie als Senaat doen. Geleidelijk ontstond er een tegenstelling tussen Senaat en Commissie en ontstonden er meningsverschillen over de te volgen koers. En dat in een moeilijke fase – in zijn boek Placet Hic Requiescere Musis 1816-2016 geeft Hegener op goede gronden zijn hoofdstuk 7 tot titel: “Het Corps in crisis (1964-1974)”. Die tegenstelling en die meningsverschillen leidden tot bestuurlijke verlamming. Mede op grond van het advies van een Commissie van Goede Diensten, bestaande uit alom gerespecteerde reünisten, werd besloten tot:
1969: Samengaan van de Senatus Veteranorum en de Commissie van Bestuur van de USS PHRM. Het aantal leden van de Senaat ging hierbij van 5 naar 7 man.
1970: Opening van discobar Woolloomooloo. In dat jaar werden ook het ‘kaalscheren’ (ingevoerd in 1874) en de groentijd afgeschaft en vervangen door een Kennismakingstijd (KMT) ‘op voet van gelijkheid’.
1972: Het lidmaatschap opengesteld voor HBO-studenten.
2005: Samengaan van de Senaat met de Aedilaatscommissie, een Corpscommissie die sinds 1988 naast de Senaat ook fulltime in de Sociëteit actief was, o.a. bij de exploitatie van het horeca-gedeelte en het stimuleren van het zaalleven. Het aantal leden van Rector et Senatus Veteranorum ging hierbij van 7 naar 9 man.
2011: Oprichting van het Gezelschap ter Exploitatie en Realisatie van Utrechtse-corpshuizen (G.E.R.U.)
2012: Oprichting van de USC Scholarship Foundation Deze stichting verstrekt studiebeurzen aan leden van het USC die een bijzonder studie- of onderzoeksproject willen uitvoeren. Het fonds wordt gevuld door bijdragen van reünisten en door het USC.
Dies Annalis van het USC
Het USC heeft geen aanwijsbare Dies Natalis (geboortedag), zoals PHRM die heeft met 26 februari 1816. De keuze voor de dag die gevierd wordt als Dies Annalis (jaardag) van het USC heeft in de loop van de eeuwen wat gewisseld. Zowel 26 februari 1814 (oprichting Senatus Veteranorum) als 22 mei 1848 zijn als inspiratie gezien. Nu ligt reeds vele jaren de keuze vast op 22 mei, ter herinnering aan de Vereeniging der Wetten.
Corpsmuseum
In 1931, in de aanloop naar het lustrum Cortez, werd op de zolder van PHRM het Corpsmuseum (zie ook online op www.corpsmuseum.nl) geopend. Dit museum bevat de tastbare neerslag van het verleden van het USC. In 1985 volgde de oprichting van de Stichting Corpsmuseum en Archieven van het Utrechtsch Studenten Corps; deze stichting werd eigenaar van de gehele collectie. Die bestaat uit tienduizenden voorwerpen als vaandels, maskeradekostuums, schilderijen, prenten, almanakken, foto’s, menukaarten en penningen. Met de opening in 2005 van de nieuwe depotruimte van het Universiteitsmuseum op de Uithof kreeg ook de collectie van de Stichting een permanente bewaarplaats. Er loopt momenteel een project van digitaliseren, beschrijven en online ontsluiten van de fotocollectie, meer dan 25.000 foto’s waarvan 4.500 uit de 19e eeuw. Deze foto’s geven een beeld van de activiteiten van studenten, hun vertier, het verenigingsleven en de verhouding met de Universiteit en de stad. Qua omvang, kwaliteit en historisch perspectief is de collectie uniek in zijn soort.
De sociëteit PHRM, Vereniging en gebouw
De USS PHRM begon in 1816 als een vereniging. De eerste 85 jaar huisde die Vereniging in gebouwen met een andere naam. De eerste locatie was het koffiehuis van J. Coops in de Servetsteeg. In 1819 verhuisde de Sociëteit naar het koffiehuis van Klanck aan het Domplein, toen Munsterkerkhof geheten. In 1840 verkaste PHRM opnieuw, nu naar het etablissement van Rikkers, aan ’t Wed. De opvolgende eigenaren waren ook de uitbater. In 1858 huurde de Vereniging een heel pand, het koffiehuis ‘Het Metalen Kruis’, wederom gelegen aan het Munsterkerkhof. Hier zou de Sociëteit tot 1901 blijven. Wel werd in 1881 voor de toen zeer aanzienlijke som van 50.000 gulden een pand aan de Mariaplaats gekocht met het idee PHRM daar te vestigen. Er waren echter zorgen dat het gebouw te klein zou zijn. Een noodzakelijke verbouwing werd begroot op 80.000 gulden en het lukte niet dit gedrag geheel bij elkaar te brengen. Gelukkig maar. In 1897 werd op een stampvolle Sociëteitsvergadering ‘onder donderend gejuich’ besloten een stuk grond aan het Janskerkhof te kopen. Het gebouw aan de Mariaplaats werd verkocht. Aan het Janskerkhof verrees de fraaie schepping van de architect A.H. Zinsmeister. Het nieuwe sociëteitsgebouw werd in 1901 betrokken, de Vereniging PHRM huisde nu in gebouw met dezelfde naam. Het USC betaalde aan de USS PHRM een symbolische huur van 1 gulden per jaar voor het gebruik van de Senaatskamer en het aangrenzende Senaatskantoor.
In 1913 werd het oude gebouw aan het Munsterkerkhof afgebroken. Twee natuurstenen poorten werden daarbij gespaard. In 1935 werd er een geplaatst bij de ingang van de Commissiekamer. De tweede werd rond 1960 gevonden op het Domplein en vervolgens in de achterzaal geplaatst, bij de doorgang naar de nieuwbouw.
De eerste pakweg 150 jaar van het bestaan van de Sociëteit spelde iedereen haar naam met vier hoofdletters. Vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw wordt door sommigen de spelling PhRM gebruikt. Dezulken weten niet van of zijn het niet eens met een monumentale gevelsteen van het Geel Kasteel. Daar staat sinds 1901: PHRM.
Ontwikkeling USC-Universitaire gemeenschap
Het USC is ontstaan als de natuurlijke gemeenschap van studenten te Utrecht. Lange tijd zagen Universiteit en Studentencorps hun onderlinge verhouding zó dat zij elkaars gespiegeld complement waren. De universiteit werd geleid door de Rector Magnificus en de Academische Senaat. Het USC door Rector en Senaat. (Aanvankelijk werd, o.a. in de Codex Legum van 1814 van de Senatus Veteranorum, de eerste man van die Senaat ook Rector Magnificus genoemd.)
Het Utrechtsch Studenten Corps voert het wapen van de Universiteit Utrecht zoals dat door de Universiteit van oudsher gevoerd werd. Het USC voert ook de spreuk van de Universiteit Utrecht: “Sol Iustitiae Illustra Nos” (vertaald: “Zonne der Gerechtigheid, verlicht ons!”)
Na die fase van ‘natuurlijke gemeenschap’ waren er twee bewegingen. Enerzijds werd het USC in toenemende mate een gestructureerde vereniging. Anderzijds voelde een toenemend deel van de studenten zich niet betrokken bij het Corps. Langere tijd werd, zowel door de Academische Senaat, die graag één aanspreekpunt wilde hebben, als door de Senatus Veteranorum het idee van universele vertegenwoordiging van alle studenten nagestreefd. Vanaf 1890 ontstonden er andere verenigingen en andere vormen van vertegenwoordiging. Decennia later is dat streven verdwenen, want ingehaald door de tijd.
Lustrumvieringen en Maskerades
Het USC viert de lustra van de universiteit. De feestelijkheden waren tevens een cadeau aan de stad en haar inwoners (nou ja, cadeau, er werd ten behoeve van het lustrum ook geld ingezameld onder “de burgerij”). De lustra van 1736 en 1786 zijn hierboven genoemd.
Dat idee van een stoet studenten die opgetuigd en verkleed door de stad trok, werd na de Franse Tijd een vijfjaarlijkse gebeurtenis. De eerste keer was in 1819, vijf jaar na het herstel van de universiteit. Na 1829 besloot de universiteit om niet langer 1814, maar opnieuw het oprichtingsjaar 1636 op te vatten als het ijkpunt. Het USC bewoog beide keren mee – het viert immers de lustra van de universiteit.
In 1836, de eerste maskerade van de nieuwe reeks, ontstond onder de studenten het idee om lustrum en maskerade op te hangen aan een historisch thema. In dat jaar verbeeldde de maskerade de intocht van het Staatse leger onder Prins Maurits in 1600 in Oostende, na de slag bij Nieuwpoort.
De eerste decennia werd met de maskerade vaak een historische intocht, optocht of ontvangst uitgebeeld. Later kwam de persoon van de Hoofdfiguur meer centraal te staan. In nog weer latere jaren werd een intellectueel thema een nadrukkelijk element. De duur van de lustrumviering nam in de loop van de tijd toe, van een dagdeel naar meer dan een week.
Het idee van een historisch thema is vaak herhaald, zo onder andere: Germanicus (1906), Ichnaton (1926) en Xerxes (1956). Zie verderop voor een lijst van alle lustra van 1736 t/m 2016.
Boven de deur van de Commissiekamer hangt een poster van het lustrum Cortez, 1931. Op die poster: “59e Lustrum” (telt terug tot 1636). In het Corpsmuseum staat de lustrumposter van Dsjenghis Khan, 1951. Op die poster: “63e Lustrum”. Overigens werd, behalve in de periode 1976-2011, een telwoord vaak weggelaten.
De vorm van de lustrumviering wisselde uiteraard met de tijd. Een Intocht, een Maskerade-optocht, een Hoofdfiguur, een Lustrumspel (nogal eens als openluchtspel met duizenden zitplaatsen) en een Honorairentravestie vormen geliefde elementen. Het lustrum Germanicus staat bekend als het meest extravagante lustrum ooit. In absolute zin: wagenrennen in een nagebouwde Romeinse renbaan. Er werden hiertoe 59 paarden (Lithauers) aangeschaft. En helemaal in relatieve zin: in een stad en mede voor de burgers van die stad, waar verder maar zelden iets gebeurde, het ‘grijze, stille Utrecht’.
Bij een ‘klassieke’ Maskerade deed de hele stad Utrecht mee en was naar het lustrumthema versierd. De leden liepen in groten getale en verkleed in de Maskeradeoptocht. De tijdgeest maakte dat de laatste klassieke Maskerade in 1966 was, bij het lustrum Jimmy Walker. In 2006 bij het lustrum Peter Stuyvesant begon, in samenwerking met de universiteit, een Maskerade ‘nieuwe stijl’, in een veel beperktere opzet.
Aanvankelijk waren de feestelijkheden bij een lustrum het spontane initiatief van het Studentencorps – de Universiteit beperkte zich tot plechtigheden. Van het midden van de 19e eeuw (een tijdsgewricht waarin het USC de enige algemene studentenvereniging was) tot midden in de 20e eeuw verzocht de Academische Senaat aan de Senatus Veteranorum de studentenzijde van de lustrumviering te organiseren. De feitelijke organisatie werd gedaan door de Maskeradecommissie. Voor het lustrum van 1946 ging het verzoek echter naar het overkoepelend orgaan van alle Utrechtse gezelligheidsverenigingen. Wel was de feitelijke organisatie geheel in handen van het USC. Voor 1951 ging het verzoek weer naar de Senatus Veteranorum, met het idee dat alle gezelligheidsverenigingen zouden samenwerken. Alleen met de UVSV kwam samenwerking tot stand. Andere verenigingen trokken zich terug en Veritas organiseerde eigen feestelijkheden. Die onenigheid leidde ertoe dat voor 1956 het verzoek van de Academische Senaat uitbleef. De Corpsvergadering besloot daarop het lustrum ‘in eigen kring’ te vieren.
Vanaf 1836 tot en met 1971 en sinds 2016 is het principe dus als volgt. Op of rond 26 februari wordt sociëteitsdies gevierd, een maal per vijf jaar een lustrum-sociëteitsdies, ijkjaar 1816. Later in een zodanig jaar viert het USC lustrum met 1636 als referentiepunt.
Het tijdelijke misverstand
Bij het lustrum 1976 ontstond een misverstand. Rond 1970 was bij een grote herziening van de Corpswet –onbedoeld– de passage over de geschiedenis van het USC en de bron van de lustrumviering weggevallen. In de voorbereidingen voor het lustrum van 1976 werd besloten terug te tellen tot het oprichtingsjaar van PHRM, 1816: ‘32e lustrum’. Dit klopt om meerdere redenen niet:
Het USC bestond al ver vóór 1816.
Er werd reeds lustrum gevierd in 1736.
In 1951 had het USC al het 63e lustrum gevierd (zie hierboven).
Als PHRM in 1815 of 1817 zou zijn opgericht, zou er, na het lustrum van 1971, niet ineens na 4 of na 6 jaar het volgende Lustrum zijn gevierd. En er werd weliswaar teruggeteld tot het oprichtingsjaar van een prachtige kroeg maar, zoals hiervoor beschreven, het USC en PHRM zijn verschillende entiteiten en men kon gedurende meer dan 50 jaar na de oprichting van PHRM Corpslid zijn zonder lid van PHRM te zijn. Vermeld werd de symbolische huur van 1 gulden per jaar die het USC aan de USS PHRM betaalde voor het gebruik van de Senaatskamer en het aangrenzende Senaatskantoor. Symbool van de onderscheiden identiteiten.
Zoals reeds hierboven gemeld zag de Universiteit 1819, 1824 en 1829 als lustrumjaren. Het USC vierde als vanzelfsprekend lustrum in die jaren. En niet, met een blik op de oprichting van PHRM, in 1821, 1826 en 1831.
De Senaat 1975-1976 beschouwt dit terugtellen tot 1816 thans als een “historische fout”.
Dit misverstand heeft veel teweeggebracht, wat ook kwam doordat het verschil tussen Corps en Sociëteit minder duidelijk was geworden na het samengaan van de Senaat en de Commissie van Bestuur in 1969. Na 1976 werd er doorgeteld van het zogenaamde 33e lustrum in 1981 tot en met het ‘39e’ in 2011. Op de USC-website, in druk en op internet, waaronder op Wikipedia, verscheen de onjuistheid dat het USC in 1816 zou zijn opgericht.
In het overigens zeer lezenswaardige boek Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986 wordt met de blik van dit misverstand gedacht dat de Corpsvergadering in 1956 besloot het 28e lustrum van PHRM te vieren. De lustrumrector van dat jaar, Jhr. P.A.C. Beelaerts van Blokland bevestigt dat die gedachte onjuist is.
Het lustrum 2016, Don Quichot
Ook wel Don Quichot & Sancho Panza, het eerste lustrum met twee Hoofdfiguren. Een bijzonder jaar omdat het ook het 200-jarig bestaan van PHRM te vieren viel. Het 40e lustrum van de kroeg werd op 26 februari gevierd met een noviteit die (met een in dit verband niet eerder gebruikte term) Dies Maximus genoemd werd: een feestavond in de Grote Zaal van TivoliVredenburg, stampvol met leden en reünisten. Aansluitend was het kroegjool op PHRM.
Van 9 t/m 17 juli vierde het USC lustrum. Don Quichot en Sancho Panza zijn figuren uit de roman De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha van Cervantes. Het feest van de fantasie. En over waanzin, vriendschap en zelfrelativering. Er staat een fraai beeldje van Don Quichot op de hoek van de Nobelstraat en de Keizerstraat. Voor wie een telwoord wil gebruiken, het 76e lustrum.
Overige wetenswaardigheden
Gargantua
Regionale gezelschappen van reünisten worden Gargantua genoemd. De Franse humanist Rabelais schreef in de 16e eeuw een literatuur-historisch belangrijk werk, een verhalencyclus over twee reuzen Gargantua en Pantagruel, die onder andere schransen en veel drinken.
Het Sticht
“Stichtse schonen”, “…en leev’ zolang het Sticht bestaat…”, waar ligt dat Sticht eigenlijk? Het gebied waarover, in vroeger tijden, een bisschop als heer/vorst wereldlijke zeggenschap had, wordt sticht genoemd. Het heeft andere grenzen dan het bisdom, waar de bisschop kerkelijke zeggenschap had en heeft. Tot 1526 had Utrecht een prins-bisschop. Het Sticht van die bisschop omvatte zowel de stad Utrecht met een gebied rondom de stad, Nedersticht, als een veel groter gebied op afstand daarvan in het Noordoosten van Nederland, Oversticht. Als er nu over het Sticht gesproken wordt, heeft men het gebied van het Nedersticht op het oog, zonder al te veel idee van de begrenzing.
De lustra van 1736 t/m 2016
1736 Bacchusmaskerade
1786 Cavalcade (in dit jaar zag men de oervorm van de Intocht)
1819 (Zie voor het ‘verspringen’ van het jaar hierboven bij Lustrumvieringen en Maskerades)
Kort na het einde van de Franse Tijd een satirische maskerade waar de gepoederde pruiken van de weerzinwekkende Fransen centraal stonden.
1824 Losse groepen, satirisch karakter
1829 Idem
1836 Intocht van het Staatse leger onder Prins Maurits in 1600 in Oostende
1841 Ontvangst van Graaf Willem II binnen Utrecht in 1249
1846 Plechtige ontvangst van Prins Filips II, prins van Spanje, in Utrecht in 1549
1851 Holland’s Roem en Grootsheid (historische taferelen)
1856 De grondleggers van Neerlands vrijheid
1861 Taferelen uit de ontwikkelingsgeschiedenis der Europese volkeren in de Middeleeuwen
1866 Lustrumviering een jaar uitgesteld i.v.m. een cholera-epidemie
1867 Bezoek van Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië te Brugge in 1477 (In de Senaatskamer staat, achter de stoel van de Rector, een vaandel met het jaartal 1867. U begreep nooit zo goed waar dat jaartal op slaat)
1871 Geen lustrumviering, mede vanwege een pokkenepidemie
1876 Intocht van Karel de Stoute in Zutphen in 1473
1881 Intocht van Aartshertog Matthias van Oostenrijk binnen Brussel in 1578
1886 Uitbeelding van drie geschiedkundige Utrechtse feiten:
De Unie van Utrecht in 1579
De stichting van de Hoogeschool in 1636
De Vrede van Utrecht in 1713
1891 Optocht der deelnemers aan de slag bij St. Quentin in 1557
1896 Het Ridderhofspel te Wenen in 1560 aan het hof van Maximiliaan van Bohemen
1901 Intocht van Karel VII binnen Reims in 1429
1906 Triomftocht van de Imperator Germanicus binnen Rome in 17 na Chr. (Als hierboven opgemerkt het meest extravagante lustrum ooit. De Hoofdfiguur van het lustrum, de student H.B. VerLoren van Themaat, stak persoonlijk een aanzienlijk geldbedrag in de vieringen. Vaak wordt gedacht dat Germanicus een Romeins keizer was. Hij was een zeer succesvol veldheer en werd tot Imperator uitgeroepen, maar tijdens zijn leven waren Augustus en Tiberius keizer.)
1911 Optocht van het belegeringsleger van Willem IV binnen Utrecht in 1345
1916 Beperkte viering i.v.m. de Eerste Wereldoorlog. Lustrumspel “De fluitende Pelikaan”.
1921 De wijsheid en de vijf faculteiten der Universiteit
1926 Ichnaton (de Egyptische dichter-farao Ichnaton moet wijken voor een man van de daad, de veldheer Horemheb. Een zeer doordacht en artistiek lustrum. Het openluchtspel was een dusdanig succes dat het op verzoek van het Nederlands Olympisch Comité bij de officiële opening van de Olympische Spelen van Amsterdam, in 1928 in het stadion daar opnieuw werd opgevoerd.)
1931 Cortez (Hernán Cortéz, ook wel gespeld Cortés, een Spaanse conquistador, de veroveraar van het Azteekse rijk.)
1936 De Groote Geus (d.w.z. Willem van Oranje.
Het 300-jarig bestaan. Er verscheen een serie van 3 banden:
De Utrechtsche Universiteit 1636-1936, Eerste deel
De Utrechtsche Universiteit 1636-1936, Tweede deel
Het Utrechtsch Studentenleven 1636-1936, a.k.a. De Corpsbijbel
1941 De 24e juli was de enige lustrumdag voor leden en reünisten. Rector Senatus Veteranorum, J.F.B. van Hasselt, hield in de Domkerk een rede met een dusdanig onmiskenbaar anti-Duitse lading dat het uitspreken grensde aan een verzetsdaad. Later die dag werd buiten, bij de tijdelijke sociëteit Tivoli, geëmotioneerd het Wilhelmus gezongen. Er werd ter gelegenheid van het lustrum een penning geslagen met een regel uit het volkslied in zijn oorspronkelijke tekst: “Stantvastich is ghebleven mijn hert in teghenspoet”; ‘mijn hart in tegenspoed’ in de hedendaagse bewoording.
1946 Quo Vadis? (vertaald ‘Waarheen gaat gij?’, een vraag die gesteld werd in het begin van de wederopbouw na de verschrikkingen van de oorlog)
1951 Dsjenghis Khan (de Mongoolse heerser uit de 13e eeuw)
1956 Xerxes (de Perzische koning der koningen uit de vijfde eeuw voor Chr.)
1961 François Villon (een dichter, dief en vagebond. Villon is de beroemdste Franse dichter van de late middeleeuwen. Een beeldje van de Hoofdfiguur van het lustrum, de student N.M.A. ter Linden, als Villon bevindt zich in de straat Achter de Dom. Een beeld even elegant als het betreffende lustrum)
1966 Jimmy Walker (een flamboyante burgemeester van New York ten tijde van de Drooglegging (een VS-breed totaal verbod op alcohol), Walker spande zich in die drooglegging te omzeilen)
1971 Coriolanus of ‘In de macht van de politiek’ (Coriolanus was een Romeinse politicus en held, bekend door het gelijknamige stuk van Shakespeare)
1976 Lucifer (de engel die in opstand kwam. Het lustrumstuk Wie beeft is schuldig was een daverend succes)
1981 Max Havelaar (bleek een ijzersterk thema)
1986 Michelangelo
1991 Bommel (Heer Ollie B.)
1996 Livingstone (de Schotse zendeling en ontdekkingsreiziger)
2001 Inspecteur Clouseau (voordien gestalte gegeven door Peter Sellers in de Pink Panther films)
2006 Peter Stuyvesant (de eenbenige gouverneur van de nederzetting Nieuw-Amsterdam, een nederzetting die later zou uitgroeien tot wat nu New York is)
2011 Odysseus (de Homerische Griekse held. In de Griekse mythologie verandert de tovenares Kirke de metgezellen van Odysseus in varkens. In het lustrumspel keek de held verbaasd op toen Kirke zijn metgezellen in knorren veranderde)
2016 Don Quichot (ook wel: Don Quichot & Sancho Panza, het eerste lustrum met twee Hoofdfiguren. {Een bijzonder jaar omdat ook het 200-jarig bestaan van PHRM te vieren viel. Dat 40e lustrum van de kroeg werd op 26 februari gevierd.}
In juli vierde het USC lustrum. Don Quichot en Sancho Panza zijn figuren uit de roman De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha van Cervantes. Het feest van de fantasie. En over waanzin, vriendschap en zelfrelativering. Er staat een fraai beeldje van Don Quichot op de hoek van de Nobelstraat en de Keizerstraat. Voor wie een telwoord wil gebruiken, het 76e lustrum.)
Bronnen, verder lezen
Schets van een geschiedenis van het Utrechtsche studentenleven, Dr. W.C.A. baron van Vredenburch (1914)
Het Utrechtsch Studentenleven 1636-1936 (‘de Corpsbijbel’) (1936)
Jubels en maskeraden aan de Utrechtse universiteit, in Jaarboek Oud Utrecht (blz. 136-181). J. van Herwaarden (1976)
Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986 Redactie: H.M. Blankenberg et al. (1986)
Maskerades, de lustrumvieringen van de Utrechtse Universiteit, in Universitaire folklore en rituelen. Symposium van de vakgroep geschiedenis van de Universiteit Utrecht op 21 juni 1996, (blz. 69 -78) J.M. Jekel (1996)
De lustrumfeesten te Utrecht in 1906, J.M. Jekel en A.J.A.M. Lisman (2006)
Het beste Jaar ! Het rijke Utrechtsche Studentenleven J. van der Meer Mohr en J.M. Jekel (2010)
Het Utrechtse universitaire verzet, 1940-1945. Heb je Kafka gelezen? Dr. Frits Broeyer (2014)
Placet Hic Requiescere Musis 1816-2016, M. Hegener tekst, Stephan Vanfleteren foto’s. (2016)
Activiteiten:
Het credo van het Utrechtsch Studenten Corps is ‘voor leden en door leden’. Er bestaan dan ook vele commissies en gezelschappen die de ruimte en de middelen van het USC krijgen om grote feesten, festivals, de UITweek en vele andere activiteiten te organiseren voor leden en niet-leden. Het participeren in een commissie en hiermee het mede-organiseren van een van de eerdergenoemde activiteiten is niet alleen leuk, maar ook een échte uitdaging en zeer leerzaam! Kijk op www.usc.nl voor meer informatie.
Missie & Visie
–
Vragen of opmerkingen? Reageer nu!